Er is in het bestaand stedelijk gebied van Enschede ruimte voor een groot aantal woningen, kantoren, bedrijven en voorzieningen. Op basis van de Alternatieve Toekomstvisie Enschede kan het woningaanbod met ruim 10.000 woningen worden aangevuld, kan er 1,2 miljoen vierkante meter kantoorruimte, ruim 1,5 miljoen vierkante meter bedrijfsoppervlak (ruwweg 300 hectare traditioneel bedrijventerrein) en ruim 400.000 vierkante meter voorzieningen en commerciële ruimten worden gecreëerd. Dit alles zonder het buitengebied van Enschede te bebouwen!
In vergelijking met de doelstellingen die de gemeente Enschede in haar eigen toekomstvisie heeft gesteld: 7000 woningen, 220 hectare bedrijventerrein (netto) en 48 hectare overige functies (kantoren, dienstverlening, detailhandel etc.) biedt de Alternatieve Toekomstvisie Enschede de mogelijkheid meer dan de gemeentelijke doelstellingen geheel binnen de bestaande stad te realiseren. Een verdere aantasting van het buitengebied is voor in ieder geval de komende 20 à 30 jaar niet nodig!
En tegen die tijd is het nog maar de vraag of de Nederlandse / Europese bevolking en werkgelegenheid nog steeds groeien om verdere uitbreiding van het stedelijke gebied nodig te hebben.
De doelstelling van deze visie: inbreiding in plaats van uitbreiding is uitvoerbaar, mits de gemeentelijke politiek lef toont, niet te snel naar uitbreiding kijkt als inbreiding net iets moeilijker is, en de inbreidingslocaties ook zo goed mogelijk benut.
De Alternatieve Toekomstvisie is vooral gebaseerd op de ruimtelijke mogelijkheden die er zijn binnen het stedelijk gebied van Enschede. Een aantal andere belangrijke aspecten zijn niet onderzocht omdat ik daar de tijd niet voor had en het onderzoek dan te uitgebreid zou worden voor één afstudeerproject. Het zou echter zeer interessant zijn onderstaande aspecten te onderzoeken als op zichzelf staande projecten, of als vervolg op de Alternatieve Toekomstvisie.
Ten eerste speelt er de vraag waarom de gemeente Enschede, en vele andere gemeenten, zo makkelijk naar het buitengebied kijken terwijl er binnen de stad nog zeer veel ruimte aanwezig is. Is dit gemakzucht (binnen de stad spelen meer verschillende belangen waardoor het moeilijker is een plan uitgevoerd te krijgen), een kortzichtig financieel beleid (de grondprijs buiten de stad ligt veel lager dan binnen de stad, dus op korte termijn is uitbreiding goedkoper. Echter het verlies aan landschap, natuur en cultuurhistorie is niet in geld uit te drukken, en is nooit meer te herstellen), of liggen er nog andere oorzaken achter het beleid?
Het financiële aspect is in dit rapport helemaal buiten beschouwing gelaten. Een vervolgstudie betreffende de financiële haalbaarheid van de verschillende inbreidingsmogelijkheden kan een goede en interessante aanvulling zijn op dit onderzoek. Belangrijk punt hierbij is het grondprijzenbeleid van de gemeente. Veel gemeenten hanteren de residuele grondprijsmethode, waarbij de grondprijs af hangt van het te realiseren aantal vierkante meters vloeroppervlak. Op deze manier wordt hoogbouw niet bevorderd.
Om intensieve bebouwing mogelijk te maken of zelfs te ondersteunen is een verandering in dergelijk beleid gewenst.
Een onderwerp waar al veel belangstelling voor is, maar wat in de praktijk helaas nog niet wordt toegepast (in ieder geval niet op redelijke schaal) zijn intensievere bedrijventerreinen. Verschillende studies (o.a. een recente studie van de provincie Gelderland) hebben aangetoond dat een intensievere bebouwing van bedrijventerreinen, waarbij bedrijven in meerdere lagen, zowel boven als onder de grond, worden gebouwd, financieel haalbaar is, en zelfs weinig tot geen meerkosten oplevert in vergelijking met het traditionele bouwen op bedrijventerreinen. De vraag is echter waarom dit nog niet wordt toegepast en waarom allerlei steden grootschalige nieuwe bedrijventerreinen uit de grond stampen, met veelal opnieuw dezelfde gigantische bedrijfshallen waar slechts een enkele vorkheftruck rond rijdt, en niet investeren in een herstructurering van de bestaande bedrijventerreinen.
Het onderzoeken van deze en andere vragen is van groot belang om het beleid ten aanzien van in- en uitbreiding daadwerkelijk te kunnen wijzigen.
Tot slot een persoonlijke aanbeveling aan een ieder die zich bezig houdt (of in de toekomst bezig gaat houden) met ruimtelijk beleid in en buiten Nederland: Het kost misschien wat meer tijd en geld, maar probeer toch zoveel mogelijk de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande bebouwde gebieden te benutten voordat er naar het buitengebied van welke stad dan ook wordt gekeken! Nederland raakt steeds voller en verliest daardoor steeds meer natuur en landschap aan de oprukkende steden. Echter, het landschap rond de stad is van groot belang, niet alleen voor de natuur, maar ook voor de stedeling die rust en ruimte zoekt en hiervoor veelal het buitengebied bezoekt om sportief, recreatief dan wel ontspannend haar vrije tijd wil besteden! Het imago en de uitstraling van een stad hangen ook af van het omliggende landschap en hoe de stad daarmee om gaat.